In de tijd van Godfried de Noorman en de eerste Hollandse graven (850-1000) was het grootste deel van Holland praktisch onbewoonbaar. De bevolking was geconcentreerd in de smalle duinstrook langs de kust en op de oeverwallen van de talrijke rivieren en stroompjes die het land doorsneden. De rest van Holland bestond uit veen, variërend van laag gelegen moerassen tot hoog oprijzende veenkoepels. Al dat veen had twee kenmerken gemeen: het bestond uit onverteerde plantenresten en uit water, heel veel water.
Al in de 9e eeuw ontwikkelden de bewoners van Medemblik een methode om dat veen toegankelijk te maken. Door het graven van een stelsel van sloten en bredere weteringen, die uitwaterden op lager gelegen natuurlijke stroompjes zagen zij kans zonder mechanische hulpmiddelen de grondwaterstand aanzienlijk te verlagen. Vervolgens werd de opgaande begroeiing afgebrand en werden wortelresten zoveel mogelijk uitgegraven. Wat resteerde was buitengewoon vruchtbaar bouwland.
Deze aanpak werd al snel elders in Holland overgenomen, maar daarmee kwamen de bewoners in conflict met de graaf. Het recht om woeste gronden te ontginnen lag in beginsel uitsluitend bij de koning. Of deze dat recht ooit had geschonken aan de graven van Holland, of dat dezen het wildernisregaal stapsgewijs wisten te usurperen, is niet zeker; vaststaat wel dat de bewoners in dezen geen enkel recht hadden. Uiteraard dachten die bewoners daar heel anders over en dit verschil van mening zou in 993 graaf Arnulf het leven kosten.
Zijn opvolger Dirk III zag echter kans in de buurt van Vlaardingen zijn gezag te vestigen en daarop de leiding van de ontginningen ter plaatse te nemen. Vervolgens – na de slag bij Vlaardingen in 1018 – werd een begin gemaakt met het openleggen van de enorme Hollands-Utrechtse veenmassa, een proces dat zo’n twee eeuwen in beslag zou nemen en dat de Hollandse graven regelmatig in conflict zou brengen met de Utrechtse bisschoppen (zie aflevering 13).
Pas geruime tijd later is begonnen met de ontginning van het zuidelijker gelegen gebied langs de Oude Maas. Wanneer dit is geweest, valt niet met zekerheid vast te stellen, maar het meest waarschijnlijk lijkt mij de tijd van graaf Dirk V (1076-1091); de vroegste bewijzen van die activiteit dateren uit het begin van de 12e eeuw.
[6 maart 2022]